De hovenier - thuijnman - tuijnier - gaardenier


Was de hovenier van oorsprong een ‘ambachtsman’ in dienst van de adel, sinds de 17e eeuw heeft hij zich onder de noemer tuinbaas ontpopt als een ‘alleskunner’.
Hij was voor zijn inkomen afhankelijk van bezitters van kastelen, buitenplaatsen en herenboerderijen. De regentenklasse is in 1700 al volop bezig buitenplaatsen te stichten en te verfraaien. Daar hoorde in dit tijd een tuin bij, volgens Frans model, wat betekent (zie Het Loo) dat er veel te doen was aan onderhoud.


gravure uit 1694 ->

De Hovenier
De rechte Gaarde, is niet op Aarde. Het Hof is van de Mens bemind,
Die daar sijn lust en uitvlucht vind; doch in het fleurde moet hij scheiden:
Hij is dan welbedacht en wijs, die saaie en plandt in't Paradijs,
Daar 't leven eeuwig sal vermijden.

Voor een katholieke hovenier was het erg onaantrekkelijk omdat zij in de Republiek geen overheidsfuncties konden bekleden. Op zijn hoogst konden zij notaris-procureur of advocaat worden of medicinae doctor, maar voor een edelman was dat beneden zijn stand. Toch zal Jan Matthee de neerwaardse beweging, 'teloorgang van de katholieke adel', gemerkt hebben en vertrok naar een ander gebied, dit veroorzaakte zijn migratie.

Jan Matthee werd aangesteld als tuinman en last en ordehebbende van weledele heer Johan de Witt, wonende in Puttershoek. Over hem en in relatie met de katholieke familie van der Steen vinden wij verschillende (procuratie)-akten. Hieronder de aanstellingsakte van Jan Matthee.

Wetenswaardigheden over het beroep Oud-katholieke hoveniers, gaardeniers:

  • Katholieken kwamen niet langer in aanmerking voor het vervullen van overheidsfuncties daarom kwam dit beroep frequent bij deze groep voor.
  • Het beroep word vaak lang van vader op zoon doorgegeven.
  • Werken vaak op landgoederen, kastelen en hofboerderijen, etc.
  • Handelde soms met een doorlopend volmacht van hun opdrachtgevers (aanzienlijke en invloedrijke katholieke families).
  • Genoten in zekere zin bescherming van zijn werkgever(s).
  • Waren niet altijd honkvast (meereizend).

De welmenende HOVENIER EN 'T MEISJE

Meer over het hoveniersgeslacht en -vak:

  • historie van de hovenier | door Pieter van der Eijk
  • Mededelingenblad CBG 1986-03 Scheepens | F.J. Utrechtse hoveniersgeslachten | genealogiëen van ca. 1600 tot 1900 | Vleuten 1986 | Van maar liefst 66 hoveniersgeslachten worden ons in dit boek gegevens medegedeeld. Zij blijken vaak onderling verwant te zijn. Er is niet alleen gebruik gemaakt van burgerlijke stand- en dtb-registers; vooral de notariele archieven van Utrecht hebben veel gegevens opgeleverd. Vooraf wordt het een en ander vermeld over de ligging en de aard van de hoveniersbedrijven, de sociale toestanden, huwelijk, gezin en godsdienst, de namen en bijnamen en de taal van de hoveniers. De goede index zal ertoe bijdragen dat dit werk veel geraadpleegd zal worden.
  • "Hoveniers, humor en heiligheid" | Coen van Kasteel over de Oud-katholieke hoveniers in Utrecht
  • CD "Utrechtse hoveniers" | Genealogieën van een bijzondere beroepsgroep | uitgegeven door de NGV en de Historische Vereniging Vleuten | De Meern Haarzuilens
  • Hedendaagsche vaderlandsche bibliotheek van wetenschap, kunst en smaak, 1805 (Uittreksels en beoordeelingen), no 7 | Verhaal over Johan van Dalen geboortig van Zeeland die opklom van tuinmansknecht tot hovenier nabij Middelburg | 1 jan. 1805 (schatting)
  • (Familienaam Van Turenhout (of een variant)). Over deze familie werd reeds gepubliceerd:
    • Paul Behets, Willem Miseur, François van der Jeught | Genealogisch Repertorium van het Mechels District | deel 4: Van Turnhout, een hoveniersgeslacht.
    • Willem Miseur | Genealogisch Repertorium van het Mechels District | deel 59: Van Turnhout | een hoveniersgeslacht - annex 1

Literatuur: