Ontleend uit een artikel: "van Graven naar de Graaf ...."  Onze aandacht werd getrokken op een gemeentelijk onderzoek naar het laatmiddeleeuwse, grafelijk leen Leeuwenburg/Mijnsherenherberg aan de Voorstraat 244. In dit artikel uit 2011 waarin informatie uit onze site verwerkt over de familie van Heijdereijck en de Witt. Wij kunnen hier enkele aanvullingen op geven bv. dat Joannes Matthee (de jonge) en Agnita Borrebach in 1736 in het voorhuis van de Mijnsherenherberg hebben bewoond.

Periode 1610-1737

Emanuel van der Steen was gehuwd met Elisabeth van Driel de oudste zoon Johan van der Steen, dijkgraaf van diverse polders in de Hoekse Waard, trouwde met Maria Oem en erfde het huis van zijn vader. Een dochter van Johan en Maria, Maria Johanna van der Steen, geboren rond 1650 en begraven te Dordrecht op 27 aug. 1727, trouwde in Wouw (Wouden) bij Bergen op Zoom 22 maart 1669 het bijzijn van Beatrix en Gisberta Heijdenrijch, zussen van de bruidegom met Pieter Jacques van Heijdenreijck. Hij droeg de titel ridder, raadheer en meester van de rekwesten in de Hoge Raad of Grote Spaanse Raad van Mechelen (09-07-1690), licentie in de Rechten, advocaat Grote Raad van Mechelen, geboren vermoedelijk te Hedel tussen 1638-1641[1] (ontbrekende jaren DTB Hedel 1635-1641), begraven in de kerk van Sint-Jan op 19 sep.1711[2] te Mechelen (B).

[1] 08 RK Hedel Doop 1633-1634,1642-1645,1647, trouw 1643,1648 | Driel Doop 1633-1634, 1642, 1644, 1647 (DTB-0913), De juiste doopdatum is niet meer terug te vinden in Hedel.
[2] De Mechelse jurist, historicus en genealoog Octave Le Maire stelde duidelijk dat J.F. Foppens ten onrechte meende dat hij in Dordrecht overleed n.b. op dezelfde dag!  

Trouwbelofte van Jan Matthe & Agnita Borrebagh voor de schepen van Dordrecht anno 1736

Op huijden den 29 Maart 1736 sijn aangeteekent de trouwbelofte tusschen Jan Matthe jongeman woonende op Puttershoek, geassisteert met Jan Matthe den Oude, sijne vader met Agnita Borrebagh, jongedochter van Dordrecht woonende in Mijns Heeren Herreberg, heeft schriftelijk consent van haare vader Jan Borrebagh en geassisteert met Neeltje van Es haare goede bekende coram de heeren meester Willem Reepmaker, heere van Stevenshoek Mattheus Rees, en meester Franchois Vanden Brandeler.

Op den 7 April 1736 is ter secretarie in persoon gecompareert Jan Borrebagh ende heeft alsnog verklaart in het huwelijk van sijne dogter te consenteren.

De voorschreven persoonen sijn getrout en inden egten huwelijken staat bevestigt opden 14 april 1736, coram de heer mr. Franchois vanden Brandeler vervangende de heeren Reepmaker en Rees[1].

[1] GAD: Archiefnr. 11., DTB 1716-1738, inventarisnr. 96, folio nr. 376

Het huis werd eërfd door Johan Ferdinand van Heidenrijck, thesaurier van de stad Mechelen (overleden vóór 1741), en Maria Catharina van Heijdenrijck. Deze laatste machtigde Johan en Maria Wilhelmina de Witt om het huis te verkopen. Het huis werd verkocht voor ƒ 2500 aan Johannes Eusebius Voet, arts, bekend dichter, illustrator en entomoloog.

En op 6 april 1737 verkoopt Johan de Witt en Maria Catharina van Heydenreyck, beide wonende in Brussel aan sr. Jan Blaak coopman uit Rotterdam voor 2000 gulden "een huys en erve, van outs genaamt "Mijnsheerenherreberg", staande en gelegen op de Voorstraat binnen dese stadt (Dordrecht) terzeijde en agter het huys van de heer Kloens, terzijde en agter het huys van monsieur de Vos uijtkomende agter in de Steenstraat. Idem het koetshuys, stallinge en woonhuys"

(GAD: Oud Notariëel Archief Dordrecht 1589-1842, inv.nr. 920, akte 16, fol. 205, 1737)

Op 24 december 1778 werd het door zijn zoon Carel Borchart Voet voor ƒ 7000 verkocht aan Abraham Blussé, boekhandelaar, omschreven als: ..een huis en erve, koetshuis daar agter, van ouds genaamt Mijns Heeren Herberg, staande en gelegen op de Voorstraat tussen de Nieuw- en Kolfstraaten binnen deze stad, belent het huis van de Heer Willem Kloens aan de eenen en ’t huis van Pieter Smits aan de andere zijde.