Vroegst bekende voorvader

Wat wij tot nu toe kunnen afleiden uit datgene wat in het kader van het genealogisch en historisch onderzoek gevonden is dat onze vroegst bekende voorvader Jan Matthee naar de Noordelijke Nederlanden is vertrokken, en in dienst was van zijn 'Zuidnederlandse' broodheren. Indicaties over politieke of godsdienstige achtergronden zijn tot nu toe niet gebleken.

Staats-Brabant verkeerde in 1700 in een zware economische depressie, het rendement op landbouwgrond daalde al vanaf ca. 1660 en dat zou doorgaan tot ca. 1735. Heerlijkheden die te koop kwamen, vaak na insolventie, werden opgekocht door Hollandse en soms Zeeuwse regenten en rijke kooplieden. Deze beschouwden een Brabantse heerlijkheid als een belegging en het kasteel, als dat er was of geweest was, als een opstapje naar een adellijke leefwijze.
Het belangrijkste motief voor emigratie was de kans om werk te vinden te vergroten. De keuze voor de plaats waar Jan Matthee naar toe trok werd vaak bepaald door familieleden, vrienden, streekgenoten en werkgevers.
Jan Matthee was hovenier en bedrijfsleider was dus voor zijn inkomen grotendeels afhankelijk van bezitters van kastelen, buitenplaatsen en herenboerderijen. De regentenklasse is in 1700 al volop bezig buitenplaatsen te stichten en te verfraaien. Daar hoorde in dit tijd een tuin bij, volgens Frans model, wat betekent dat er veel te doen was aan onderhoud. Dat was ook heel erg onaantrekkelijk want katholieken konden in de Republiek geen overheidsfuncties bekleden. Zij konden op zijn hoogst notaris-procureur of advocaat worden of medicinae doctor, maar voor een edelman was dat beneden zijn stand. Toch zal Jan Matthee de neerwaardse beweging, de 'teloorgang van de katholieke adel', hebben gemerkt en mogelijk is hij beïnvloed en op verzoek van zijn werkgever(s) van woonplaats veranderd.
Een mogelijke verklaring voor het uitwijken van een aantal families naar de Republiek, maar dit geldt hoofdzakelijk vanaf 1701, is het feit dat een deel van de bevolking van de Zuidelijke Nederlanden trouw wilde blijven aan Spanje, en dus aan de nieuwe Bourbon-vorst Filips V, daar waar een erg groot deel zich niet met Spanje maar wel met het huis Habsburg verbonden voelde. Voor hen dienden de Zuidelijke Nederlanden dan ook naar de Oostenrijkse tak der Habsburgers getransfereerd te worden. Deze tegenstelling binnen de bevolking was erg diep en duurde tot 1713.
Mogelijk kan het uitwijken van de Spaans en roomsgezinde families kaderen binnen het geheel van deze problematiek heeft ons de heer dr. prof. Etienne Rooms geschreven. Wij menen dat dit niet de directe reden is want er zijn meerdere redenen en die we behandelen in de volgende hoofdstukken van deze website.

Prof. ETIENNE ROOMS is doctor in de moderne geschiedenis. Aan de Koninklijke Militaire School in Brussel doceert hij de vakken krijgsgeschiedenis tot en met de Tweede Wereldoorlog, historische kritiek en geschiedenis van de internationale relaties van 1815 tot heden.